Dit verhaal is waargebeurd. Het is 1941 en joodse kinderen mogen niet meer naar hun eigen school. Ook het strand en de bioscoop zijn verboden terrein. Op veel plekken staan borden ‘Voor Joden Verboden’. Wat doe je dan als jongere in het weekend? Je spreekt met een groepje bij iemand thuis af. En je probeert er het beste van te maken. Op een van die avonden springt de vonk over tussen Ellis Cohen Paraira en Bernie Spier. Ze zijn smoorverliefd. Een half jaar lang zien ze elkaar bijna elke dag. Vaak zitten ze op ‘hun bankje’ aan het Belgischeplein in Scheveningen. Hier fantaseren ze over hun toekomst en samen kinderen krijgen. Ze lachen, praten en zoenen.
Ellis en Bernie voorjaar 1942 in de achtertuin van Ellis' huis

Ellis en Bernie begin 1942

En dan krijgt Ellis op 19 juli 1942 een oproep voor een werkkamp in Polen. Haar vader wordt bang. Ze moeten meteen onderduiken. Ellis mag nog wel afscheid nemen van Bernie. In die tijd was er natuurlijk nog geen internet. En mobiele telefoons en WhatsApp bestonden ook nog niet. Dus hoe houd je dan contact? Ellis en Bernie beloven elkaar dagboekbrieven te schrijven. Op deze manier kunnen ze elkaar op de hoogte houden van alles wat er gebeurt. En ze spreken af om na de oorlog op elkaar te wachten, op hun bankje. Ellis gaat naar vier verschillende onderduikadressen, samen met haar vader, haar stiefmoeder (tante Mien) en haar broer Bob. De eerste week brengen ze door op een adres in Arnhem. Daarna krijgen ze een onderduikplek in vakantiehuisje De Kwikstaart in Bennekom. Het grootste deel van de oorlog zit Ellis ondergedoken in een huis vlakbij de Grebbeberg en in Utrecht.
vakantiehuisje De Kwikstaart in Bennekom

Vakantiehuisje De Kwikstaart

 

Als Ellis onderduikt blijft Bernie nog een poosje in Den Haag. Hij werkt voor de Joodse Raad en denkt zo veilig te zijn. Maar er worden steeds meer mensen opgepakt. In september 1942 duikt hij ook onder, samen met zijn ouders. Hij gaat met de trein naar het platteland en zwerft van het ene naar het andere adres. Twee maanden later vinden Bernie en zijn ouders een schuilplek in Amsterdam, bij de niet-joodse vriendin van zijn oom. In september 1943 slaat het noodlot toe. Ze worden verraden door Jodenjagers. Iedereen moet op straftransport naar vernietigingskamp Auschwitz. Hier sterft Bernie op 8 januari 1944. Zijn twee dagboeken komen uiteindelijk bij Ellis aan, maar het zal meer dan zestig jaar duren voordat Ellis weet wat er met Bernie gebeurd is.
Auschwitz

 

‘Hij leeft nog!’ Ellis is dolblij als een verzetsman het eerste dagboek van Bernie brengt als ze nog in De Kwikstaart zit. Ze geeft haar eigen dagboek aan de verzetsman mee, voor Bernie. ‘Als we in elkaars dagboeken verder schrijven, zullen onze zielen samensmelten’, denkt ze. Maar haar eigen dagboek komt nooit bij Bernie terecht. Ellis krijgt het weer terug op haar onderduikadres in Utrecht. Als Nederland bevrijd is gaat Ellis naar Amsterdam, waar ze in het huis van haar oom mag logeren. Elke dinsdagmiddag reist ze naar Den Haag en wacht daar op Bernie, op hun bankje aan het Belgischeplein. Totdat ze in augustus hoort dat mensen die nog steeds niet terug zijn, de oorlog niet hebben overleefd. Ellis vindt dat ze verder moet met haar leven; zoveel mensen hebben haar en haar familie geholpen. Kort daarop ontmoet ze Elmi Lehman, een joodse soldaat en ze gaan trouwen. Precies op hun trouwdag ontvangt Ellis een bijzonder pakketje. Het is het tweede dagboek van Bernie.
Dagboeken van Bernie (l) en Ellis (r)

Dagboeken van Bernie (l) en Ellis (r)

 

Ellis leest niet in de dagboeken van Bernie. Ze kan het niet. Meer dan zestig jaar laat ze de dagboeken van Bernie en haarzelf ongeopend in de kelder liggen. Pas in 2007 durft ze erin te lezen. Samen met haar dochter Shulamith zoekt ze uit wat er met Bernie gebeurd is. En daarover schrijven ze een mooi boek: ‘De dagboeken van Bernie & Ellis, het verhaal van een Scheveningse liefde in oorlogstijd’. Ellis zegt dat haar boek een herdenkingsmonument is voor Bernie.
boek