Na de oorlog kon Ellis weer op haar eigen piano spelen. Dat was heel bijzonder. Want de meeste joden die terugkwamen na de oorlog, waren al hun spullen kwijt. Die waren geroofd door de Duitsers of door hebberige Nederlanders.
Meteen al in de eerste weken van de oorlog plunderen de Duitsers alle joodse bibliotheken en archieven. Daarna moeten de joden hun dure kunstwerken gedwongen verkopen aan de Duitsers. Ze krijgen daar heel weinig geld voor terug. Hitler wil deze kunstwerken tentoonstellen in zijn eigen museum, het Führer-museum
.
In 1941 pakken de Duitsers het groter aan. Alle joden zijn verplicht hun contante geld en banktegoeden naar de joodse bank Lippmann, Rosenthal en Co te brengen. De Duitsers hebben deze bank overgenomen en er een roofbank van gemaakt. Niemand krijgt zijn geld ooit nog terug. Een jaar later moet de joodse bevolking ook kostbare sieraden en dure verzekeringen naar deze bank brengen. Ook daar zien ze nooit meer iets van terug.
Zodra de joden worden weggevoerd, roven de Duitsers hun huizen leeg. Vaak gebeurt dat met hulp van Nederlandse verhuisbedrijven en helpers die ook wat geld willen ‘verdienen’. In de kampen geven de joden hun laatste bezittingen af, zoals geld, kleding en trouwringen. In de vernietigingskampen
halen de nazi’s de gouden kiezen en vullingen uit de lichamen van de joden die in de gaskamers zijn omgekomen.
Sommige joden brengen hun spullen naar buren of vrienden. Dat gebeurt ook met de piano van Ellis. Na de oorlog krijgt ze die weer terug van de pianostemmer. Gelukkig zijn er meer mensen die de joden willen helpen en na de oorlog hun spullen weer teruggeven. Maar er zijn ook mensen die dat niet doen. Na de oorlog kunnen zij zich zogenaamd niet meer herinneren dat ze spullen in bewaring hebben gekregen.
Niet alleen joden maar ook andere groepen worden beroofd, zoals ‘zigeuners’ en Jehova’s getuigen
. Maar de Duitsers stelen het meest van de joden.
Bronnen:
www.oorlogsgetroffenen.nl
Artikel Trouw