Ellis wordt op 22 april 1924 in Amsterdam geboren. Als ze drie jaar is krijgt ze een broertje, hij heet Bob. Zeven jaar later verhuist het gezin naar Den Haag, want haar vader heeft een baan gekregen bij Ritmeester Sigarenfabrieken in Veenendaal. Vanuit Den Haag rijdt hij naar klanten in Brabant en Zeeland en verkoopt daar sigaren. Hij heeft geluk met zijn nieuwe baan, want in de jaren dertig zijn veel mensen werkeloos.

moeder, Bob, Ellis, vader (vlnr)

moeder, Bob, Ellis, vader (vlnr)

In Den Haag maakt Ellis veel vrienden, ze is populair. Haar beste vriendin is de niet-joodse Ida van Pesch. In de oorlog moeten alle joden hun fiets inleveren. Ellis geeft haar nieuwe fiets liever aan haar vriendin en levert de oude verroeste fiets van Ida in bij de Duitsers.

Ida van Pesch

Ida van Pesch

Op de MMS (nu vwo) is Ellis voorzitter van de leerlingenraad. Ze is lid van een toneelclub, houdt van dansen en speelt piano en accordeon. Boeken lezen en verhalen schrijven vindt ze ook erg leuk; haar droom is later journalist te worden. In 1938 komt er een einde aan haar onbezorgde leventje. Haar moeder is ernstig ziek en overlijdt aan kanker.

Ellis met accordeon

Ellis met accordeon

Als op 10 mei 1940 Duitse bommenwerpers over Den Haag vliegen, besluit Ellis’ vader met Bob en haar te vluchten. Ze pakken vlug wat warme kleren en andere spulletjes in en rijden met de auto richting Zeeland. Ze willen met een vissersboot naar Engeland vluchten. Maar ze zijn niet de enige. Het plan mislukt en aan het eind van de dag gaan ze weer terug naar Den Haag.

Vissersboot 1940

Vissersboot 1940

In de winter van 1941 hertrouwt Ellis’ vader met Mien Schpektor, de beste vriendin van haar moeder. Ellis en Bob zijn blij met de keuze van haar vader. Ze noemen haar eerst ‘tante Mien’ en later ‘mamsje’. Ellis haalt haar MMS-diploma en wil graag naar de universiteit, maar dat is verboden voor joodse kinderen.

Tante Mien, vader, ?, Ellis (vlnr)

Tante Mien, vader,?, Ellis (vlnr)

Als Ellis op 19 juli 1942 een oproep krijgen om te gaan werken in de werkkampen in Polen, belt haar vader meteen met zijn baas Frans van Schuppen, van Ritmeester Sigarenfabrieken. Nog dezelfde dag komt hij naar Den Haag; hij belooft alles te doen om het gezin te helpen. Ellis neemt die avond afscheid van Bernie. Samen zitten ze op haar bed. Daar spreken ze af elkaar te schrijven en na de oorlog op elkaar te wachten op hun bankje.

Oproeping

Oproeping

Ellis trekt drie zomerjurken over elkaar aan en stopt ondergoed, sokken en een paar leerboeken in haar tas. Op haar witte zomerjas heeft ze snel een ster genaaid. Die kan er zo weer af als ze met de trein naar Arnhem gaan. Daar duiken ze onder bij de familie Krabbendam. Hier blijven ze een week en schrijft Ellis op de derde dag voor het eerst aan Bernie: ‘… Mijn ouders zijn erg lief voor mij en ze stellen me gerust, want ik ben zo onrustig en zo angstig over jou, Berry-Ber.’

Ellis eerste dagboekbrief aan Bernie, 23 juli 1942

Ellis: 23 juli 1942

Na een week in Arnhem gaat Ellis met haar familie naar een houten vakantiehuisje in de bossen bij Bennekom. Ze gedragen zich als toeristen, maar zorgen ook dat ze niet teveel opvallen. Ellis haalt eten bij een pension (soort hotel) in de buurt en gaat voor melk naar een boerderij. Ze komt zelfs in het dorp om boodschappen bij de groenteboer te doen. Steeds meer mensen weten dat ze joods zijn. Ellis schrijft: ‘Ik voel me hier absoluut niet veilig meer en zal de hemel danken als we in Utrecht zijn.‘

vakantiehuisje De Kwikstaart in Bennekom (2006)

vakantiehuisje De Kwikstaart

Vader, tante Mien, Bob en Ellis zitten dicht op elkaar in een klein huisje, en dan is er wel eens ruzie. Ellis voelt zich opgesloten en verlangt naar Bernie. Ze hoort van verzetsmensen over de razzia’s en de vele doden in de werkkampen in Polen en Duitsland. Maar soms gebeuren er ook leuke dingen. Ze schrijft: ‘Zo-even melk gehaald op een fiets, een echte fiets! Geleend van onze buurtjes … Ik voelde me een beetje vrij.’

Ellis dagboekbrief van 26 september 1942

Ellis: 26 september 1942

Ellis is bang dat Bernie wordt opgepakt. Ze weet niet hoe het met hem gaat. En dan krijgt ze via een verzetsman een brief van haar tante Saar, de zus van Ellis’ vader. Daarin staat: ‘Bernie is met zijn vader en moeder op reis.’ Ze is zo blij! Ze schrijft: ‘O, ik kan geen woorden vinden, geen woorden van dank, ik kan alleen maar denken “Bernie is veilig” en dan stromen de tranen mij weer over mijn wangen: zie, het hele schrift is gevlekt door mijn tranen.’

Ellis dagboekbrief 27 september 1942

Ellis: 27 september 1942

Omdat het niet meer veilig is in Bennekom vertrekt Ellis samen met tante Mien naar een onderduikplek in de Spaarnestraat in Utrecht. Ellis’ vader en Bob moeten ze achterlaten. Ellis en tante Mien mogen bij verzetsman Wop Kooistra en zijn gezin blijven tot februari 1943. In het begin vindt Ellis het moeilijk. Ze moet de hele dag binnen zitten, in een klein achterkamertje. Op 7 november schrijft ze: ‘Ik ben 18 jaar. Acht-tien … Ik herinner me slechts zes maanden, dat ik geleefd heb … Toen heb ik jou lief gekregen, Bernie Spier.’

Onderduikadres Spaarnestraat in Utrecht

Spaarnestraat Utrecht

Als het slecht gaat met tante Mien komt Ellis met haar naar de familie Crum toe, in een huisje aan de voet van de Grebbenberg. Haar vader en broer Bob zijn hier al eerder naartoe gekomen. Eten is er genoeg en Ellis maakt een boekje over Gulliver’s reizen voor Corretje, de tienjarige zoon van Klaas en Bertha Crum. In september 1944 komt er een einde aan de rust als de slag om Arnhem plaatsvindt. Ellis vlucht met haar familie terug naar Utrecht.

huis Grebbeberg

huis Grebbeberg

Tot het einde van de oorlog blijft Ellis bij de familie Kooistra. Met zijn negenen zitten ze op elkaar gepropt in het achterkamertje. Ellis denkt dat de oorlog gauw afgelopen zal zijn. Maar het duurt nog negen maanden voordat heel Nederland bevrijd is. Op 5 mei gaan alle onderduikers de straat op. De buurtbewoners zijn verrast, niemand had iets van ze gemerkt. Ze bestellen een grote mand met bloemen voor de Kooistra’s.

Ellis zitend, derde van rechts

Onderduikers en bevrijders Spaarnestraat

Zo’n warme ontvangst als Ellis en haar familie in Utrecht krijgen, zo koud en kil is het in Den Haag. Ze gaan terug naar hun huis, maar dat is verhuurd aan andere mensen. En alle spullen zijn weggehaald. De buurvrouw is zelfs boos op Ellis. Ellis had haar katje Winny zomaar in hun tuin losgelaten toen ze moest vluchten. Gelukkig kunnen Ellis en haar familie een poosje in het huis van oom Willem in Amsterdam logeren. Elke dinsdag gaat ze naar Den Haag. Op ‘hun’ bankje aan het Belgischeplein wacht ze de hele middag op Bernie.

Bankje-Belgisch-Plein-collectie-HGA-HGA001034088

In augustus geeft Ellis het op. Ze wil haar leven weer oppakken. Op 12 december 1945 trouwt ze met Elmi Lehman. Dezelfde dag waarop het tweede dagboek van Bernie bij haar wordt afgeleverd. Ellis en Elmi adopteren een joods meisje en emigreren naar Palestina (later Israël). Daar krijgen ze drie kinderen. Meer dan zestig jaar raakt Ellis de dagboeken van Bernie en haarzelf niet aan. Totdat haar dochter Shulamith haar overhaalt ze te lezen en er een mooi boek van te maken.

Ellis en Elmi_2